Kennen de bewoners van Amazonië “de wereld”? vragen sommigen zich af. Welnu, kennen westerlingen de wereld? vraag ik me af. Waarom vinden Amazoniërs een maaltijd met maniok en zoetwatervis gewoon fantastisch? Waarom eten westerse kinderen liever hamburgers? Hebben wij niet allemaal werelden naast mekaar, en heeft niet elk van ons slechts één leven in één (eigen) wereld?
“De” wereld heb ik persoonlijk altijd al een eigenaardig begrip gevonden. Kort gezegd ben ik van mening dat het woord “wereld” nooit tezamen met een “bepaald lidwoord” kan gebruikt worden. (In de huidige westerse wereld betekent dat natuurlijk niets meer, want onze taalbeheersing is zodanig uitgevlakt dat zulke nuances voor velen niet meer tot onze wereld behoren). Met andere woorden, “wereld” is een attribuut van één leven, van één persoon, en niet omgekeerd: een groep van personen behoort niet tot een welbepaalde wereld. Uiteraard vertonen de leefwerelden van plaats-, tijds- en nestgenoten veel overlapping, maar dat sluit niet uit dat er ook grote gaten zijn. Trouwens als we, puur wiskundig gesproken, “een wereld” als een oneindige verzameling van elementen beschouwen, dan blijft het verschil tussen twee werelden, ook een oneindige verzameling, ongeacht hoe groot de doorsnede moge zijn. (Tussen haakjes weze gezegd dat Spinoza stelde dat “een wereld” alvast een oneindige verzameling van attributen en modi is).
Misschien maak ik er me met die abstractie wat makkelijk – of afstandelijk, of hoogdravend – vanaf. Uiteindelijk, denken wij, in “het Westen”, (zoals, niet te vergeten, velen in “het Oosten”) dat “wereld” ook minstens “beschaving” van de mens en kennis van de aarde (in de meest uitgebreide zin) veronderstelt. Wij hebben zodoende in en vanuit onze eigen ervaring een veralgemeende definitie van “wereld”, en “beschaving” geconstrueerd, en die hebben we vervolgens verheven tot een, of zelfs dé, standaard. Dat lijkt me een arbitraire benadering, en ook een beetje postkoloniaal.
De beste manier om in een onduidelijke situatie vooruitgang te maken is zich vragen te stellen. Hier gaan we met wat lukrake vragen. Wat is meer “des wereld’s”, drie uur per dag in de file staan tussen Brussel en Gent, of drie uur per dag met een boot heen en weer naar school varen? Wat is meer des werelds, vis kunnen vangen en braden, of hamburgers naar binnen schrokken zonder te weten waar ze vandaan komen? Wat is meer des werelds, drie dagen op een volle, dansende boot de Amazone afvaren naar Belèm met dorpsgenoten om vakantie bij familie door te brengen, of op twee dagen in een gekoelde SUV naar Spanje rijden? Wat is meer des werelds, de formules voor de zwaartekracht kennen en kunnen toepassen, of een zeewaardige rivierboot kunnen bouwen? Wat is meer des werelds, de nacht doorbrengen op XTC pillen, of twee dagen en nachten in de jungle op jacht gaan na een lepeltje guarenà?
Hebben de lokale mensen, diep in Amazonië (hoewel we hier niet spreken van geografisch geïsoleerde stammen), enig idee van een lange file? van hoe hamburgers gemaakt worden en waarom iemand die zaagmeelschijven een dagelijkse lekkernij zou vinden? van 1200km comfortabel en gekoeld met de auto rijden? Van Newton? Van XTC? Neen, neen, neen en altijd neen. En voor ons geldt exact hetzelfde waar het hun wereld betreft.
Inmiddels hebben ze, op de oevers van de Amazone zelf, doorgaans elektriciteit en, zo te zien, op vele plaatsen, tv. Het komt me voor dat het intensief bekijken van dat laatste apparaat hun kennis van andere werelden rondom zou kunnen vergroten. Schaarse kijkgelegenheid heeft me geleerd dat Braziliaanse tv bol staat van sambavoetbal en telenovela’s. Deze laatsten hebben in Brazilië duidelijk evenveel beschavingsinhoud als in de USA, of bij ons “thuis”, in “de familie”! Als de Braziliaanse TV ook een “Allerslimste Mens ter Wereld” organiseert is het niet ondenkbaar dat er, naast de verwesterde kwissers van Rio en Sao Paolo, ook Amazoniërs zullen mogen terugkomen voor de finale.
Het staat als een paal boven water dat Amaozoniërs minder kansen hebben gekregen dan mensen in “het” Westen, en dan sommigen in “het” Oosten, om bijkomende kennis buiten hun dagelijkse ervaringswereld op te doen. Het staat evenzeer als een paal boven water dat wij, westerlingen, zeker in de laatste eeuw, minder kansen hebben gekregen om een diepe band te ontwikkelen met essenties van leven, met de wonderen van de natuur in onze dagelijkse omgeving. Dat gezegd zijnde, moet ik er, tussen haakjes en op basis van mijn ervaringen in de laatste week, rekening mee houden dat de uitdrukking “als een paal boven water staan” in Amazonië niks betekent, want ze is zeer seizoensgebonden. Het enige wat in het Amazonegebied altijd boven water staat, is een vlottend huis!
De vraag blijft dan maar wat zij van de wereld kennen, en wat wij ervan kennen. Ik zou als volgt willen besluiten. We kunnen slechts kennen wat we ervaren hebben, en tenzij we ook moeite gedaan hebben om dat in onze cortex enigszins permanent op te slaan, liefst onder de vorm van zogenaamd episodisch geheugen (waar ook emotie aan kennis is gekoppeld), is die kennis altijd vaag en furtief. In Amazonas is die moeite doen en die energie opbrengen, een noodzakelijke maar tevens voldoende voorwaarde om de kennis te verwerven om te overleven. In het Westen, zo komt het me voor, zijn moeite doen en energie opbrengen niet meer nodig om, strikt gezien, te overleven. Wij leven overduidelijk in verschillende werelden …
Als besluit lijkt het aangewezen om Einstein er bij te halen: het antwoord op de vraag “Kennen zij de wereld?” hangt af inderdaad van het standpunt of gezichtspunt van de vraagsteller. Dat antwoord wordt daardoor even relatief als het antwoord op de tegenpolige vraag: kennen wij de wereld? Of beter, welke wereld kennen wij?
** ** **
NASCHRIFT: gesprek met een indiaan
Voor de liefhebbers volgt infra een praktijkgerichte analyse die gemaakt werd door een gids die zelf van directe indiaanse afkomst is (hij leeft nu als de eerste generatie in Manaus), voortreffelijk Engels sprak en intelligent overkwam. Hij heeft me uitgelegd, aan de hand van twee voorbeelden, hoe die inheemse mensen redeneren.
In Manaus leven vele afstammelingen van inboorlingen uit Amazonas. Eigenlijk hebben velen hun leefgewoontes niet opgegeven. Ze “squatten” er op los; men noemt de armste, vuilste buurten niet “favelas”, maar wel “indiaanse buurten”. Gedurende de voorbije tien jaar heeft de overheid verschillende gordels van deze buurten (die in halve cirkels rond de stad groeiden) platgelegd. Ze hebben er parken van gemaakt met speeltoestellen voor de kinderen. Straffer zelfs, voor de gewraakte inwoners werden nieuwe, sobere maar moderne condo’s neergepoot met 3 slaapkamers. Daar konden ze gratis 5 jaar wonen. De conditie was wel dat ze “beschaafd” leefden. De overheid organiseerde inspecties. Wat geschiedde? Sommigen zeiden “dank u”, namen het appartement aan en timmerden zich een huis in elkaar om, voor het grootste deel van de tijd, op de stroom te gaan wonen. Anderen zeiden “foert” en schoven nog maar eens op naar de buitenkant. Aan beide kanten van Manaus, vijf kilometer uit het centrum, zijn de heuvels bezaaid met houten krotten, neergepoot aan de oever van de Rio Negro, – allemaal, op palen.
Waarom bieden deze overheidsinitiatieven geen oplossing? Volgens de gids om voornamelijk twee redenen: ten eerste sommige indio’s willen niet beschaafd worden, zij houden van hun leven zoals het is. (Inmiddels zijn er ook indianen die zich “specialiseren” in het “pikken” van elektriciteit, rechtsreeks van de hoogspanningsleidingen. Af en toe stuikt een “specialist” stokstijf en morsdood van de ladder – elektrocutie. Ten tweede kunnen ze de kost om in de stad te leven niet verdienen – immers ze zijn velaal niet opgeleid; ze kunnen enkel vissen, in de jungle voedsel vinden en het land bewerken. Daarom verhuist ook de “dank u” groep naar de eilanden tussen Negro en Solimoes. Zij kunnen op geen andere manier overleven (leefloon heeft hier nog geen slachtoffers gemaakt) De “foert” groep bouwt gewoonweg nieuwe paalwoningen verderop langs de rivier, en blijft vissen.
Het tweede voorbeeld betreft indio’s die universitair geschoold zijn. Dat zijn er bitterweinig. Iedereen die buiten het stadscentrum woont, moet immers eerst per boot naar de lagere en middelbare school. In het beste geval is dat één uur varen, in het slechtste geval … een dag, of meer (op kamers bij familie of stamgenoten). De staat betaalt universitaire studies voor de betere studenten. In de stad wonen kost geld: wonen, eten, transport, … als je geen €1000 per maand verdient is er niet veel plezier aan. Het werkaanbod is vrij schaars. De oplossing is terug naar AF: het land, het dorp, het steltenhuis in het overstromingsgebied. De jongen die in Lake January onze kano bestuurde was er zo één. In het dorp kost het leven niks: maniok groeit er vanzelf, vis vangen is geen kunst, er is overvloed. Het water uit de Rio Negro, met een pH van 4.5 zéér zuur, kan zonder speciaal gedoe en zonder risico worden gedronken. Ze hebben sedert vorig jaar elektriciteit voor €15 per maand (Federaal programma: Luz para todos). Ik heb ook enkele tv antennes opgemerkt. Dàt leven zegt hem meer dan Manaus, Rio of een andere nieuwe wereld! De analyse van wat welvaart en geluk inhouden wordt op verschillende plaatsen duidelijk op verschillende manieren gemaakt, ongeacht van studieniveau.