Vanmorgen hoor ik op tv dat er in Irak betogingen, met doden, zijn geweest. Met name werd er een Iraaks-Canadese mevrouw geïnterviewd die een verhaal deed waaruit bleek dat ze “haar grootste angsten ooit” had uitgestaan in de straten van Basra, gisteren, na het vrijdaggebed,.
De nieuwsmaker (vroeger journalist genoemd) stelde dat het toch wel een vreemde situatie was in Basra. Immers, de Amerikanen zijn destijds binnengevallen om een dictator te verdrijven, nu was er een democratisch verkozen parlement en een regering (nvdr: dat hebben we zelfs in België nog steeds niet, neem ik aan). Wat is dan het probleem? zo vervolgde hij.
Daarop antwoordde de mevrouw: als de mensen in een land honger lijden, als twee miljoen weduwen niet worden geholpen, dan is dat geen democratische regering en geen democratische staat. Blijkbaar is haar opinie over democratie vermengd met een vorm die ik, ontdaan van zijn politieke connotaties, marxisme zal noemen. Het gaat dus om “algemene solidariteit”, of iets in die richting. Vooraf gezegd, indien democratie onverenigbaar is met “mensen die honger lijden of weduwen die niet voor hun kinderen kunnen zorgen”, dan zijn er mijns inziens, en op het eerste zicht, maar een handvol democratische staten in de wereld.
Mijn eerste reactie op dit alles was geen politieke, het was een humanitaire, doorspekt met socio-economische en filosofische aspecten. Laat ons dus even afstand nemen en ons proberen voor te stellen hoe we, in de context van onafgebroken menselijke noden in Irak (en, om actueel te blijven, tevens in alle Arabische landen waar het volk in opstand komt), deze situatie recht trekken. Hoe kunnen we het “hongerprobleem” (in de wereld) oplossen? Dat is een lange overpeinzing waard, en ongetwijfeld veel discussie, maar ik wil hier enkel een aanzet geven tot meer uitgebreide reflectie, met een paar beschouwingen.
Eerste vraag: is de roep naar voedsel, een roep naar het basisminimum om (makkelijk) in leven te blijven, of is het naar een niveau dat in de “westerse democratieën” de standaard is?
Over dat laatste hoeven we niet veel na te denken: dat is technisch, technologisch en wellicht logistiek onmogelijk, zeker als we bedenken dat we de klimaatverandering moeten stoppen! Het basisniveau, is dat mogelijk? Ik ben geen expert in die materie maar ben wel van mening dat, indien het al zou mogelijk zijn, het een twintigtal jaren zal vergen met extreme focus op de bestrijding van de honger door al de landen in de wereld samen. In die éne volzin zitten vele voorwaarden vervat, die uiterst moeilijk te realiseren zullen zijn, te meer daar in de armste landen – en dit is een historisch gegeven – de bevolkingsaangroei bovenmatig groot zal blijven. Maar stel …
Tweede vraag: stel dat dit “basis niveau” halen toch ongeveer mogelijk is. Dan blijft de vraag hoe we dat in deze wereld, op onze aarde, voor mekaar krijgen.
Gaan de westerse democraten, evenzeer als welvarende onderdrukten, minder eten en, eigenlijk en eindelijk, écht delen met diegenen die sterven van honger en ontbering? Of, indien we substantieel meer kunnen produceren, voor zover dat technisch en technologisch haalbaar is, gaan we dan een (veel) groter deel van onze budgetten ter beschikking stellen om meer voedsel te produceren (zonder winstbejag!? Met andere woorden, hoe krijgt “de wereld van de hebbers” het voor mekaar om solidair te zijn met de armsten? En, tussen haakjes, moeten de hongerigen iets doen als wederdienst? Bijvoorbeeld, minder nageslacht creëren?
De tijd ontbreekt – ook op een “zeedag” in de Stille Oceaan – om dit degelijk uit te spitten maar is het niet zo dat landsgrenzen, overal ter wereld en zonder aandacht te schenken aan de aspecten rond de verwerving van macht, in feite gemaakt zijn om solidariteit te beperken? Met andere woorden, om welvaart binnen een kleine groep bevoorrechten te houden? Is dat zelfs niet een akelig pijnpunt in de Europese Unie? Waarom zijn de regels in Chili voor bijstand anders dan in Argentinië – omdat de Andes hen scheidt? Wie betaalt of vergoedt het verschil?
Als al de Arabische landen morgen verenigd zijn (een politieke uitdaging weliswaar) en als zij als een halve maan aan een verenigd Europa (ook een uitdaging) grenzen, waarom zouden zij dan niet in Brussel komen betogen voor meer voedsel, als ze er zelf te weinig hebben? Het antwoord is simpel: omdat er een grens is, meneer, omdat we soevereiniteit hebben uitgevonden ter bescherming van de verworvenheden van welbepaalde wereldburgers, wat gepaard gaat – niet onbelangrijk, en heel dikwijls genegeerd in ontwikkelingsgebieden – met het doen naleven van een geheel van wetten en normen.
Als democratie veronderstelt dat mensen geen honger lijden, dan is er op aarde slechts plaats voor één land. Als je dan, “en passant”, bedenkt dat we van België twee landen willen maken, rond essentieel dezelfde problematiek als waar Irakezen in Basra voor willen sterven, dan moge duidelijk zijn dat “de wereld, één land” een doodgeboren kind is. En wat is dan de humane inhoud van onze “democratie”, waar we zo trots op zijn?
Grim(m)burger,
Prinsendam, zaterdag 26 februari 2011