Homofilie is een afwijking .. zoals mongolisme, albinisme, klompvoeten!? Dat schreef
Prof. Em. Karel Evrard in een blad van Natuurpunt. En zie, niettegenstaande
Natuurpunt, op basis van naam en uitgevers’ imago, heden ten dage, als een exclusief
politiek correcte publicatie zou moeten kunnen beschouwd worden, werd Evrard van
alle kanten besprongen.

Neem nu Camps Hugo, in De Morgen. Een deel van Vlaanderen
ziet hem als cerebraal beest: weldoordachte zinnen die elke lezer plastisch,
d.w.z. zonder zelf na te denken, pleegt te verstaan, die plakt hij geprangd op
de voorpagina van een zogenaamde kwaliteitskrant.

In zijn eigen, meestal
wat weerzinwekkende stijl verdenkt hij de achtentachtigjarige professor van onkunde, en erger.
Anderen zijn hem in zijn stelling, zij het met ietwat meer eerbied voor
medemensen, gevolgd. Mij komt het voor (niet sinds gisteren) dat heel wat
mensen die in dit land mogen toeteren, in de eerste plaats veel lawaai
maken. Wat weten inderdaad Camps, Dorien Colman en Amy Amkreutz (journalisten
van De Morgen), Jean-Marie De Meester (voorzitter van Rood!West-Vlaanderen) plus
de Weledelgeleerde Rector van UGent nota bene over erfelijkheid, psychologie,
psychiatrie en statistiek? En wat weten zij dat Prof. Evrard niet zou weten?

Ik las mijn eerste boek over erfelijkheidsleer, toen nog
verkocht onder de nederige titel “Cytologie” (uitgegeven door het in Vlaanderen
en Nederland wereldberoemde ‘label’ Prisma/Aula), in 1967 – juist voor het
uitbreken van de revolutie die aan de basis lag van vele post-modernistische rechten
die, in het hedendaags politiek-correcte denken (waar helemaal geen denken aan
te pas komt, maar uitsluitend tot een geconditioneerde reflex is herleid), zijn verworden tot sloganeske symbolen van een soort van slaafse wellevendheid.

In dat boek werd gesteld, zonder van filie of fobie te
gewagen, dat de geslachtschromosomen niet altijd als XY (vrouw) of YY (man) te
voorschijn kwamen. Soms ontdekte men XXXXY, XYYY, XXYY etcetera. Geleerden
hadden ook toen al uitgevogeld dat sommige van deze combinaties tot
niet-standaard gedrag leidden. Op dezelfde manier hadden ze ontdekt dat abnormale
eigenschappen van chromosoom-21 tot mongolisme leidden.

Terwijl deze materie in
de voorbije veertig jaar verder werd uitgesponnen, is aan de essentie ervan
niet veel gewijzigd: het genotype bepaalt dikwijls het fenotype. Soms gebeurt dat radicaal
op basis van dominantie, soms subtieler merkbaar op basis van combinaties, en soms gewoon
sluimerend (met expressie in bepaalde contexten). Onder deze biologische
wetmatigheden valt vooralsnog ook de eventuele predispositie tot homofilie, zoals trouwens homofobie daaronder valt.

Statistiek heb ik moeten studeren tot het me, met enige
welvoeglijkheid gezegd, de strot uitkwam. Echter is zoveel statistiek niet
nodig om de begrippen normaal, standaard en abnormaal te begrijpen. Inderdaad,
als men statistische kenmerken uit één of andere populatie beschrijft, wordt “normaal”
dikwijls herleid tot “gemiddeld”. Soms neemt men een “modus” als maatstaf van normaal (zoals in het
onderwijs, waar ouders en leraars vaak niet echt goed begrijpen wat het
eigenlijk impliceert) .

Welnu, hoezeer de media ook hun best doen om ons van het
tegendeel te overtuigen, is homofilie noch het “gemiddelde”, noch het “modus”
gedrag in onze maatschappij in het bijzonder, en in de populatie van “homo
sapiens sapiens” in het algemeen. Uit onderzoek blijkt dat homofilie eigen is aan
7-8% van de bevolking. Bijgevolg kan dat, statistisch gesproken, geen kenmerk genoemd
worden dat toegeschreven wordt aan een (statistisch) “normaal mens”. Dat betekent niet dat
die homofiele mens – een statistisch buitenbeentje – geen respect of begrip verdient, of principieel laakbaar gedrag zou vertonen!
Datzelfde geldt evenzeer voor de mongoloïde mensen, de abino’s en de klompvoetigen
waarvan er, gelukkig, veel minder zijn!

Spijtig genoeg zijn er te hoge concentraties ‘altrofielen’ ’emoneuroten’ in
de hedendaagse toetergemeenschap, i.e. de alom-blazende media en aanverwanten, waar homofilie ostentatief
meer geconcentreerd is dan in de gehele populatie. Zij doen hun uiterste best
om homofilie als ‘doodnormaal menselijk gedrag’ naar voren te brengen en dat is
het, statistisch op de keper beschouwd,dus niet. Als biologische expressie van het homo species,
is homofilie een statistisch abnormale constellatie, veelal genetisch en ontogenetisch
medebepaald, waaraan een observeerbaar, deels van de norm afwijkend gedrag is gekoppeld. Immers de norm op sexueel vlak blijft, vooralsnog, heterofilie.

De algemene
gemeenschap van mensen dient dit gedrag op zich uiteraard als aanvaardbaar (en in die
sociale zin ook als “normaal”) te ervaren, maar hoeft zeker niet te doen alsof het de allernormaalste
zaak van de mensenwereld is, hoezeer sommigen zich ook inspannen om het op die manier
voor te stellen! In die zin zou het wenselijk zijn om jaarlijks in de grote
steden van Europa een “Guy & Girl Pride” te organiseren teneinde hun normaliteit
ook op mediatieke wijze te onderstrepen, liefst zonder bacchanaal en mensonterend gedrag (in samenwerking met de reclamemakers van Studio Brussel, bijvoorbeeld).

De rationalisatie van Professor Evrard is dus helemaal niet
van de pot gerukt: het is doodgewone wetenschap. Dat laatste is natuurlijk iets
heel anders dan het pseudo-cerebrale gewauwel dat Camps, te midden van vele
anderen die munt slaan uit politiek-correct gedrag, uit zijn hyperboloïde
amygdalen slaat. Wat meer eerbied voor bewezen intellect zou Camps zeker sieren,
maar met die gave kan hij wellicht niet dagelijks op de frontpagina van De
Morgen schuimbekkend emoteren.

Grimbergen, 9 juni 2012